Gedichtachtigen
door Edwin Fagel, De Recencent, 2011
Daar zit ik dan. Een poëzierecensent met een bundel zonder gedichten naast zijn laptop – tenminste, als we de dichter mogen geloven. Arnoud Rigter noemt de werken die hij in zijn bundel Het duimzuigend fossiel publiceert ‘gedichtachtigen’. Hij lijkt zich daarmee in te dekken tegen de algemene opvatting dat een gedicht een talig kunstwerk is. Rigter zelf vat het begrip ‘gedicht’ duidelijk breder op. De bundel bestaat uit potloodtekeningen (3 m2 beeld, meldt de flap), die op het eerste gezicht vooral lijken op uit de hand gelopen droedels, waar dichtregels in zijn verwerkt. Volgens het grappige naschrift vormt deze bundel een ‘touwtrek-tweeluik’ met De onaangebroken stad, de bundel gedichten die Rigter schreef als stadsdichter van Eindhoven en die aanmerkelijk meer lijken op ‘gedichten’. Met deze tegenhanger zoekt Rigter de grenzen op van wat je poëzie kunt noemen.
Het beeld dat met de titel wordt opgeroepen is al prachtig. Mooi is ook dat vervolgens in de hele bundel geen enkele tekening van een duimzuigend fossiel is opgenomen. Wel tekeningen met eenzelfde, bijna komische aandoenlijkheid – zoals bijvoorbeeld de reeks tekeningen bij de regels die ik hieronder maar even als een ‘normaal‘ gedicht reproduceer, en die een onderdeel vormen van de reeks tekeningen en regels onder de titel ‘De strategisch ingezette groeistoornis’:
Hij is navelloos
zo
zonder wortels is
geen vangnet nodig
op vlakten schuilt hij
onder verdampte mammoet
hier zijn vaste vormen nog even grappig
maar daarna gewoon afwezig, hier
ziet hij slechts de wind
en niet de gevolgen ervan
eikenhout (stoelen, tafels, kasten,
grappig) doet soms een tikje wanhopig goed zijn best
niet op lucht te lijken
alsof het nooit heeft gebogen
toen het nog in vlakten geworteld stond.
De tekeningen die bij dit gedicht horen laten een liggend, slapend (?) figuurtje zien waarbij op een aantal tekeningen vooral de nekwervels duidelijk te zien zijn. Op één tekening heeft het figuurtje een clownshoofdje, op een andere tekening lijkt het slapende hoofd in een net te zitten. Op nog weer een andere tekening van het poppetje staat de toevoeging: ‘Niets is naakter dan wind’. Een voorbeeld van een geslaagd samenspel tussen tekst en beeld.
De tekeningen doen in de verte denken aan het werk van kunstenaars als Robbie Cornelissen. Rigter roept er een vooral aandoenlijk en ook grappig universum mee op. Aandoenlijk en grappig, dat is bijvoorbeeld de dialoog tussen de patiënt en de dokter waarbij de patiënt soms verschrikt de woorden van de dokter herhaalt, of diens onnavolgbare betoog onderbreekt met een vraag als: ‘maar maar dokter wat doet dan die ammahoelawalhallalach aan mijn binnenkant?’
Soms noteert Rigter een inval in de categorie ’gekke gedachten die we allemaal wel eens hebben’. Veel regels zijn opmerkingen die je, als je ze in een gesprek zou hebben gehoord, voor de spreker in zouden nemen. Maar zijn het ook goede dichtregels? De gekke gedachte is bij Rigter wel net een tikje origineler dan de gemiddelde gekke gedachte, en ze stemmen in ieder geval ook tot nadenken: ‘Ik ben dichter, duifje, ik weet niets van ziel behalve dat het iets te maken moet hebben met borstvoeding’ is daar een voorbeeld van, of: ‘het is gemakkelijk je kleiner te voelen dan je bent, want kleiner ben je al wél geweest’. Ik had deze regels niet graag gemist.
Bij het lezen van de bundel krijg je het gevoel alsof de regels eigenlijk zouden moeten klinken. Dat treft. Naast die 3 m² beeld bevat de bundel ook nog 36 minuten audio. Op een bijgesloten cd leest Rigter 12 gedichten voor, daarbij ondersteund door een rijk scala aan geluidseffecten, samples, instrumenten, ritmes, stemmen, gelach, etc. Het is een erg mooie aanvulling op de bundel, een mooi opgenomen aanvulling bovendien, waarin het plezier in de teksten en wat ze vertegenwoordigen nog eens extra wordt benadrukt. De eerste track ‘Conserveringsmiddel’ geeft bijvoorbeeld mooi (én grappig) de verwondering over de alledaagsheid weer:
Zie die boom daar bijvoorbeeld,
die boom
zo confronterend boom
zo waanzinnig boom boom
zo diep geworteld
en al even ongegeneerd als
lantaarnpaal
(de afbrekingen heb ik afgeleid uit de voordracht maar ik sta niet in voor de juistheid ervan).
Er staat theater op deze cd. Er staat ook (goede) muziek op, zoals de opnames van de (volgens de bundel, en waarom zouden we daaraan twijfelen) ‘legendarische cultband ARR’. Af en toe doen de effecten en de muziek een beetje aan Spinvis denken. Verder komt er op de cd ook een kinderkoortje aan te pas, een knetterende saxofoon, een jankende viool… De gedichten worden knap getimed op al deze effecten en ze komen op de cd misschien nog wel beter tot hun recht dan in het boek. Waar bijvoorbeeld de dialogen uit de bundel al een komisch effect hadden, is dat op de cd nog veel meer het geval. ‘De persoonlijke noot van de chirurg’ op de cd lijkt een vervolg op de versie die in het boek staat, eindigend met de dringend gestelde vraag: ‘Bent u – bang- voor de dood?’ Na een paar seconden stilte klinkt dan: ‘Mmmmwwwaah’.
Wat zou een live uitvoering van deze cd mooi zijn!
Kortom. In Het duimzuigend fossiel rekt Arnoud Rigter blijmoedig ons begrip van poëzie op, of, beter gezegd denk ik: hij bekommert zich er niet om of wat hij maakt poëzie kan worden genoemd of niet.
Daar zit ik dus. Een poëzierecensent met een bundel en een cd zonder gedichten. Maar – verdomd – met een heleboel poëzie.