Ein kleines Gesamtkunstwerk, of: de geboorte van een (sub)genre

door Merijn Schipper, 8weekly, 2011

De grenzen van wat poëzie vermag, worden steeds meer opgerekt. Dat blijkt uit een fascinerend werk als Het duimzuigend fossiel van Arnoud Rigter (1978). Het is zo uniek dat we er bijna nieuw genre voor moeten bedenken.
 
Bijna dan, want anders dan zijn eerdere dichtbundels, plaatst de voormalige stadsdichter van Eindhoven zich met zijn vierde bundelHet duimzuigend fossiel onder het kopje van de figuratieve poëzie. Dit is een dichtvorm waarbij een grote nadruk ligt op de visuele (re)presentatie van een gedicht en binnen de figuratieve poëzie is deze bundel op het eerste oog te plaatsen onder het subgenre van de graphic poem. De graphic poem of stripgedicht is een pendant van de graphic novel, in Nederland vooral bekend van Dick Matena‘s verstrippingen van Elsschot, Reve en Wolkers.
 
Figuratieve poëzie
De graphic poem onderscheidt zich binnen de figuratieve poëzie van concrete en van visuele poëzie. Bij concrete poëzie gaat het om de beeldende kwaliteit van letters. Feesten van Angst en Pijn van Paul van Ostaijen is daar een goed voorbeeld van en maar ook de laatste bundel van Ruben van Gogh, Klein Oera Linda (2008). Bij visuele poëzie worden naast of buiten lettertekens, ook andere tekens gebruikt. Dat laat bijvoorbeeld Renaat Ramon zien inZichtbare stem (2009): in het gedicht ‘Poete maudit’ speelt hij een ironisch spel met uniciteit: het toont een bolhoed boven twee langgerekte kapitale letters ‘N’ (de Vlaamse abbreviatie van ‘Nationaal Nummer’ – pendant van het Nederlandse burgerservicenummer). Bij een stripgedicht vormt beeld de context van een tekst, al verschilt Het duimzuigend fossiel hierin ‘enigszins’ van het Nederlandstalige stripgedicht.
 
Wat is zo kenmerkend aan die stripgedichten? Ten eerste is een stripgedicht meestal het product van twee kunstenaars, de dichter en de striptekenaar. Voor zover mij bekend, is Lies van Gasse‘s Sylvia (2010) de enige bundel die bij een erkende literaire uitgeverij is uitgekomen waarin dichter en tekenaar dezelfde persoon zijn. Wanneer tekenaar en dichter verschillende personen zijn, zijn de afbeeldingen al gauw plaatjes bij een praatje. De striptekenaar geeft een creatieve draai aan de interpretatie van het gedicht en laat daar zijn technisch kunnen op los. Ten slotte bezitten vrijwel alle verstrippingen van gedichten een narratief.
 
One of it’s kind
In tegenstelling tot de meeste stripgedichten, schreef en tekende Arnoud Rigter zijn bundel zelf. Anders dan in Sylvia en andere verstripte poëzie, zijn tekst en beeld in de dertien stripgedichten vrijwel onscheidbaar. De tekst maakt deel uit van het beeld en het beeld lijkt soms tekstuele aspecten te bezitten. In zijn vorige drie bundels speelt beeld een meer illustratieve rol. Hoewel Rigter de stripgedichten ‘gedichtachtigen’ noemt, lijkt het mij door de hechte vermenging van beeld en tekst bij gebrek aan een betere aanduiding handiger om zijn werk met de term ‘beeldgedichten’ te benaderen. Beeld en tekst lijken hier en daar in andere bladzijden door te schemeren, alsof de bundel is gemaakt met transparant papier. Rigter paste dit ‘doorschemereffect’ ook al toe bij zijn debuut Gruzelemensen (2005) en het geeft het effect van een filmboekje waarbij je, door de bladzijden door je vingers te laten schieten, de illusie van beweging creëert. Een duidelijk narratief ontbreekt in Het duimzuigend fossiel echter.


Rigters barokke, soms karikaturale tekenstijl roept uiteenlopende associaties op. Het doet denken aan tatoeagekunst, strips als Elfquest, maar ook aan tekeningen van de surrealiste Unica Zürn. Vrijwel elk beeldgedicht kent een wildgroei van lijnen, vlakken en vormen. Maar door de vele rechte lijnen en de dieptewerking ontstaat rust. Doordat zich dingen op de voor én achtergrond afspelen, krijgen de tekeningen bovendien een gelaagdheid die intrigeert. Door een eenvoudiger getekend beeldgedicht middenin de bundel – deels bestaande uit steeds verder uitgevlakte ruggengraat – wordt een zeker evenwicht in Het duimzuigend fossiel gebracht.
De gebruikte letters zijn in verschillende dikte, grootte en typen getekend. Bovendien is de verspreiding van de tekst over de bladspiegel ruimtelijk: tekst komt overal op de bladzijde voor en meer dan eens is een horizontale lezing onmogelijk doordat de tekst diagonaal loopt of krommingen maakt.
Uit de tekenstijl blijkt een grote affiniteit met technisch tekenen, wat niet vreemd is: Rigter studeerde af als architect. Menselijke vormen doen daarentegen gekunsteld of zelfs kinderlijk aan, maar door het precisiebombardement van visuele en tekstuele impressies die tot speels interpreteren aanzetten, stoort dit
niet.
Fris als goede sashimi
Tekstueel–inhoudelijk is Het duimzuigend fossiel overwegend surrealistisch te noemen. Dat komt door markante associaties en woordcombinaties als: ‘men neme een lichtsmeuïge crashtestdummy’ en ‘ideosyncratisch gegulp’ zijn fris als als goede sashimi. Met de oneliners als ‘mijn tranen hebben tenminste elkaar nog’, die al eerder op een zakdoek opdook in de bloemlezing Zieteratuur, Concrete en visuele poëzie uit Nederland en Vlaanderen (2010) en ‘mama’s eisprong is mijn privé-oerknal’ is het goed dwepen. Een dikke zweem smart of empathie moet de onderstaande passage uit ‘De man met de schedel op zijn hoofd’ toch wel opwekken:
 


Hij verdiept zich in blauwhelmen en roodkapjes
en vindt zodoende de ambiance uit
 
(van zulke cultivering zal zijn maag gaan knorren)
 
hij klemt zijn grillen in maatpak
strijkt zijn hartstreek vlak
 
knoopt zich in toom
Home Sweet Home
 
zwijgt zijn gebit
terug in ‘t gelid
 
en steekt zijn kop
in de muil van
zijn hoed
 
 
Het duimzuigend fossiel komt met een begeleidende CD, waarvan de nummers corresponderen met de beeldgedichten van de bundel. Tot musicaal-literair Gesamtkunstwerk komt het echter niet. Want hoewel de nummers door hun grillige karakter van zowel de CD met de bundel overeenstemmen, leidt de muziek door haar theatraliteit en korte duur teveel van het lezen af. (Een aantal van de nummers zijn hier te beluisteren.)
 
De eerste pink
Tekst en beeld vormen in Het duimzuigend fossiel echter wel een hecht geheel. Dit illustreert het beeldgedicht ‘De eerste pink’ Het beslaat vier bladzijden. Uit de afsluiting van dit beeldgedicht, blijkt dat het handelt over het gevoel dat je opvoeders of ouders over je schouders meekijken:


(je kunt iemand
dusdanig opvoeden
dat die er een onzichtbare hand
op de schouder
aan overhoudt)
 
De woorden ‘dusdanig opvoeden’ staan overigens verticaal en verbinden omringende zinsdelen. De zin is geplaatst in een geschetst bovenaanzicht van een stad. De zin vindt als het ware zijn weg door de stad en wordt daarbij van boven (door de opvoeders) gade geslagen. Dat de zin tussen parenthesen geplaatst is, kan om beeldende redenen zijn: de zin is evenmin onzichtbaar als de ‘onzichtbare hand op de schouder’.

Op de eerste bladzijde staat onder de in kapitalen geschreven titel een banier afgebeeld. Daarop staat een complex geheel van blokkige en organische vormen. Een tweetal gezichten zijn daarop duidelijk te onderscheiden. Het complexe geheel doet door zijn structurering aan als een torso of wellicht als de geabstraheerde vorm van een baby. Waarom een torso op een banier? Misschien wel omdat kinderen vaak door hun ouders als wapenfeit worden gezien, iets dat ze met enige trots in de strijd der overleving met zich meedragen. Aan dit meedragen komt nooit een eind, de meeste ouders blijven hierin gulzig, iets wat kan worden geïnterpreteerd door de haast doorschijnende tekst rondom de banier die deels bestaat uit het gedicht ‘De uitvinder van de honger’, dat overigens pas een stuk verderop in de bundel staat. Naast het banier valt eveneens een onder elkaar geschreven herhaling van de woorden ‘GIJ ZULT’ op, wat een doordruk lijkt van het gedicht ‘Oefening in empathie’ dat op ‘De eerste pink’ volgt. Ook uit deze woorden klinkt de ‘onzichtbare hand’ door: als dwingende, moraliserende instantie die op de achtergrond je handelen bepaalt.


Op de derde bladzijde, onder de restvorm van het torso – het banier is inmiddels verdwenen, net als de doorschijnende tekst uit ‘De uitvinder van de honger’ – staat als een omgekeerd vraagteken in blokvormige letters ‘DE ONGESMOLTEN BROKKEN’. De woorden komen als het ware voort uit de brokkige vormen van het torso. Misschien is de interpretatie te sentimenteel, maar vanwege de associatie met ‘een brok in je keel hebben’ zou het hier kunnen gaan om onverwerkte emotie. Associaties met ‘met de brokken zitten’ (met een mislukte zaak zitten), ‘een brok ellende’ en ‘iemand de brokken uit de mond kijken’ kunnen ook van toepassing zijn.
Rondom dit omgekeerde vraagteken staat in een halve cirkel eenhartfilmpje dat allengs verandert in een herhaling van de woorden ‘uitdeuk hartklop’ (die metrisch als het ritme van het hart klinkt) en eindigt bij een stethoscoop, waarvan de oortjes naar een schim op de achtergrond lopen. Op de achtergrond gaat deze kom- of deukvormige verandering vergezeld met hamers die het kloppen of uitdeuken verbeelden. De ‘uitdeuk hartklop’ kan op emotie duiden die het hart sterk doet bonzen – maar niet zonder dat de ouder hiervan op de hoogte is: hij is de schim op de achtergrond. De hamers kunnen ook duiden op het willen vermorzelen van de ongesmolten brokken. Als dat laatste spoor gevolgd wordt, is woede in het spel, terwijl wellicht om liefde gevraagd wordt: om smelten.
Een coherent geheel
Deze korte interpretatie laat zien dat tekst en beeld een hecht geheel vormen. De wijze waarop de geciteerde, tussen parenthesen geplaatste zin in het beeld is geplaatst, illustreert bovendien ‘de sprekende kracht’ of iconiciteit die Rigters beeld bezit: het toont het gevoel gade geslagen te worden. Relaties tot anderen, zoals een kind tot zijn opvoeders, kan als thema van Het duimzuigend fossiel worden gezien. Zo zijn komt een man/vrouw relatie aan bod, erotiek en de relatie tussen de individuele of lichamelijke waarneming en de sociale omgeving. Al in het eerste gedicht ‘De dolende’, dat als een motto gelezen kan worden, blijkt dat het in deze bundel om een dolende mens gaat, los van zijn oorsprong of wortels, die minder afgescheiden is van anderen dan hij denkt.
 
Een nieuw sub-genre?
Rigter beschouwt zich met zijn laatste uitgave nog steeds ‘pre-debutaal’. Wat Rigter tot debuteren rekent, blijft ongewis. Zou de dichter zijn werk niet au sérieux nemen? We hebben te maken met iets zeer bijzonders: doordat beeld en tekst van tweeën een zijn, ontsnapt het aan de noemer ‘stripgedicht’. Binnen de Nederlandstalige figuratieve poëzie, is het als een nieuw sub-genre aan te wijzen. Noem het met enige bravoure ein kleines Gesamtkunstwerk. Wie de bundel als een labyrintisch totaalproduct leest, daarbij niet schroomt om hem zo nu en dan ondersteboven te houden en het interpretatieve spel durft aan te gaan, zal er veel plezier aan beleven.

(Een compacte recensie van Het duimzuigend fossiel vind je opwww.8weekly.nl)Het duimzuigend fossiel t-bundels-fossiel