Arnoud Rigter in ‘de interviewcarrousel’
Jane Jo Mary Gerritsen stelt Arnoud Rigter de volgende vragen:
Wat betekent Eindhoven voor jou?
Voor een dorp vind ik Eindhoven ambitieus. Voor een metropool vind ik het schattig.
Hoe staat Eindhoven ervoor als schrijversstad?
Een aantal individuen vind ik interessant, maar over het geheel genomen moet ik bekennen dat ik Eindhoven provincialer vind dan je van een vijfde stad van Nederland zou verwachten.
Kijk, zolang iets in iemand ooit de moeite heeft genomen zichzelf bij elkaar te celdelen, tot armen en benen en longblaasjes aan toe, met spraakvermogen, fantasieën en ochtendhumeuren… kan ik er sympathie voor opbrengen. Ik vind mensen geweldig spul. Daar hoeft iemand niet goed voor te kunnen schrijven. Echter, als men aan dit alles voorafgaand sowieso al vindt dat die goed schrijven kan, gaat de lol eraf.
Je beeldend- en schrijfwerk is erg prachtig… fantasierijk, creatief en hier en daar een beetje gek (in goede zin!) waar haal je je inspiratie vandaan?
Uit mijn innerlijke grinnik.
(En echte humor waagt het rond haar angel te dansen).
Hoe werkt dat door in je hoofd, vlak voordat de zinnen op papier komen?
Ik geloof dat mijn hoofd na de zinnen komt. Weet je, mijn hoofd hobbelt maar een beetje achter de feiten aan. Heb ik eenmaal een flinke bult aan zinnen, dan schakel ik het hoofd in, omdat het kan opruimen, reflecteren, kritisch zijn. Als het hart het hoofd buitenspel zet, is het hart gewoon een beetje dom.
Vergeet niet je hoofd af en toe een kusje te geven. Zodat ie zijn muil eens houdt.
Trouwens, waar zo’n flinke bult aan zinnen vandaan komt, is weer een ander verhaal. Met als kernwoorden: onrust / uitdeuken / sterfelijkheidsbesef / krankzin / onrust / uitdeuken / sterfelijkheidsbesef / sterfelijkheidsbesef.
Trouwens, probeer maar eens je sterfelijkheidsbesef op je borstplaat uit te deuken. Dat lukt je nooit. Andermans borstplaat net zo min. Om over de juridische consequenties nog maar te zwijgen. Wanhopig word je ervan, hopla, wanhoop, weer zo’n kernwoord. Trouwens, waar zo’n flinke bult aan zinnen vandaan komt, is weer een ander verhaal.
Jouw credo luidt: ‘Het antwoord op al uw existentiële vragen luidt: neen’. Wie of wat denk je dat god is en waar is hij nu/gebleven? (Heeft hij bv geschapen en verlaten, in het volste vertrouwen dat we het zelf wel redden?)
In Westen denken we bij god of spiritualiteit aan het hogere. We wijzen omhoog, zo wijzen we van onszelf af. Alsof het goede buitenmenselijk is. Het Westen lijkt me wat huiverig te zijn voor onderkanten, voor aarde, voor moddergrond tussen blote tenen.
Ik associeer ‘god’ een tikje teveel met… ‘drie Westerse letters’ & ‘hoger, hoger lijkt beter’ & ‘dus voldoe ik minder hier op de grond’ & ‘de mens ietwat zondig’ & ‘machthebbers die hier toevallig baat bij hebben’ & ‘ik voel me klein dus ik moet wat en plots staat er een metropool in mijn tanden te glanzen’ & ‘dat kan hoger’ & ‘testosteron’ & ‘hoger en meer en glimmender en buiten mezelf is beter’ & ‘…stiekem, zelfafwijzing.’ Of dit meer over mij zegt, of over mijn cultuur, laat ik aan jullie over.
Ik geloof in een god.
Met dien verstande dat het geen man is, geen baard heeft en geen god is.
Iets wordt ongoddelijk als er zo’n etiket op zit.
Waar God gebleven is, vraag je?
Op je voorhoofd.
En in freudduivels. En diep in de moederkoek waar we van wegrennen. Het verdwijnt tussen de etiketten, definities, tussen alles wat je snapt. Er zit een snufje god in een onbenoembare tussenruimte die kan ontstaan als je een gedicht even niet snapt. Als je wankelt en je je even niet met een goede volzin kan wapenen.
Kunst is voor mij een noodzakelijk tegendeel van het praktische, het determinerende. Kunst opent, het geeft mogelijkheden, dubbelzinnigheden waar je als toeschouwer een ongemakkelijke verstandhouding mee mag hebben. Dat herinnert aan je eigen positie. Aan innerlijke ruimte… waar iets dat zich gelukkig geen god noemt, grinnikt. En heuse menselijke moralen influistert. Kijk. Ik ben moralist. Dat je niet denkt dat ik grappig ben.
Wat kunnen we in de toekomst nog van je verwachten?
‘Het duimzuigend fossiel’ en ‘De onaangebroken stad’ gaan in herdruk bij Azul Press. Begin volgend jaar verschijnt daar ‘Zoek de zeesnuiver,’ in combinatie met werk van het muziekproject ‘ikego.’ Daar maak ik ook video-animaties voor. Verder ben ik met de doorstart van Uitgeverij Opwenteling bezig, waarvoor ik o.a. deze manifesten schreef. En er zijn nog andere dingen, waarover ik poog zo stijlvol mogelijk te zwijgen. Omgeven met een dwaalspoor van naaktslak- en orkajatters. Dit in het kader van mystificaties. Het blijft tenslotte ijdelheid en daar moeten we eerlijk over zijn. Je moet niet alles geloven wat ze schrijven.
En de volgende deelnemer is?
Harry van Doveren… lees verder
http://www.040schrijvers.nl/013arnoudrigter.html