Your Private Dancer – aflevering 001001002030
“Dat niet in mijn mond past”

 

 

De derwisjdans (of soefidans, of werveldans) is een meditatievorm. Het bestaat uit één danspas: het ene been stept steeds om het andere heen. Het is slechts rond- en rond- en ronddraaien.
Om de horizon op te rollen?
Om windrichtingen een loer te draaien?
Om als sterveling alvast te oefenen in oneindigheid?
Of gewoon om het universum enige erkenning te gunnen? Bij spiritualiteit denken we in het westen snel opwaarts: aan verticale kerken of aan een God op eindeloos hoge hakken. Maar in plaats van het nastrevenswaardige buiten (boven) jezelf te plaatsen, is de derwisjdans een oefening in centreren.
Op de grond.
Goed,
spiritualiteit is een tamelijk onmogelijkvormig woord dat niet in mijn mond past. En het smaakt naar anijs. Er zijn meer grote woorden van betekenis, maar als ik hier zo’n woord in beeld schuif, is het alsof ik de leefruimte ermee barricadeer. Alsof het volume direct wordt ingenomen door een begrip dat tevens treiterig multi-interpretabel is.
Bon.
Toch kan ik een poging wagen door spiritualiteit te beschrijven als vereniging van tegenstellingen. De dans is zowel beneden als boven. Zonder beneden geen boven. Zonder ik geen jij. Het is zowel zelfcentrerend als tastend aan de randen van mijn bestaan. Het is zowel gedisciplineerd als los. Juist omdat de vloer en de basispas vastliggen, werkt het bevrijdend.
Het wervelen weekt me los van de gestolde, materiële wereld om me heen, ik zie de ruimte in een wazig ritme langs me glijden, ik smelt richting een soort basale herinnering. En dat is goed, hoewel ik daarnaar onderweg ook gekke klontjes tegenkom die verstoring geven. Zie ik de wereld door mijn oogwimpers dan kan ik er niets dan chocolade van maken. Goed. Of noem het desnoods God (dat klinkt enigszins als een brok groene zeep). Of, vervang dat woord door Allah (dat klinkt meer als een verstuivend parfum). Of, vervang dat woord door Al, alles: een vage notie van alle gewassen, alle spoorlijnen die op elkaar zijn aangesloten, alle ondergrondse familiebanden die handjeklap spelen met celdeling en al het ongeorganiseerde pluimvee en de zeggingskracht van dit alles.

Er is een ik-besef,
en een kring daarbuiten wat te snappen is,
en een kring daarbuiten van wat ik nog meekrijg,
en kringen daarbuiten die langs me heen gaan, maar waar ik toch een zekere sensitiviteit voor kan ontwikkelen.
En er is iets genaamd hart, dat hol is en alles rondpompt,
dat een bindend en wasverzachtend karakter heeft.
Alles past er. Het smaakt.
Anijs?
Weet ik veel.
Morgen is het anders. Wat menselijk is laat zich lekker niet vangen.

Je bent je eigen heilige graal met lichaamsbeharing, maar je vergeet het zo snel.